la cabaña

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[ka'βaɲa]

1) casa rústica hecha de troncos y otros materiales sencillos - hut

La cabaña del bosque pertenecía a un leñador. - De boshut was van een houthakker.

2) número de cabezas de ganado - kudde

cabaña ovina - schapenkudde

© K Dictionaries Ltd.

la cabaña (v)	herdershut (znw.) ; de loods (m) ; leger (znw.) ; kleine herdershut (znw.) ; het kamertje ; de hut (v) ; het huisje ; hol (znw.) ; het hokje ; het herdershutje ; de hangaar (m) ; dierenverblijfplaats (znw.) ; de cabine (v) ; de bouwkeet ; de barak ; armoedige woning (znw.)
cabaña	beslag ; veestapel ; kudde ; drift

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




ES: barraca
ES: casita
ES: casucha
ES: chabola
ES: choza
ES: tugurio