Vertalingen turismo ES>NL
el turismo
zelfst.naamw.
1) acción de viajar y recorrer un país o lugar por recreación -
rondreizen Recorrió el este de Europa haciendo turismo. - Hij heeft door het oosten van Europa rondgetrokken als toerist. |
2) afición de viajar y recorrer países o lugares por recreación -
reizen Es un fanático del turismo. - Hij is een fanatiekeling van het reizen. |
3) actividad relacionada con este tipo de viajes recreativos -
toeristenindustrie En la oficina de turismo se puede conseguir información sobre los hoteles. - Op het toeristenbureau kan informatie over de hotels worden verkregen. |
4) conjunto de personas que realizan viajes recreativos -
toerisme Esta zona está muy bien preparada para el turismo internacional. - Dit gebied is heel goed voorbereid op het internationale toerisme. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
el turismo (m) | het toerisme ; tourisme (znw.) ; het vreemdelingenverkeer |
turismo | toerisme |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `turismo`

Voorbeeldzinnen laden....