Vertaal
Naar andere talen: • pintar > DEpintar > ENpintar > FR
Vertalingen pintar ES>NL

I pintar

werkw.
Uitspraak:  [pin'taɾ]

1) representar con trazos y colores algo en una superficie - schilderen
pintar una naturaleza muerta - een stilleven schilderen

2) cubrir una superficie con una capa de color - verven
pintar una pared - een muur verven


II pintar

werkw.

1) describir algo con cierta exageración por medio de palabras - beschrijven
Nos pintó un cuadro bastante dudoso de sus conquistas amorosas. - Hij gaf ons een nogal dubieuze beschrijving van zijn liefdesaffaires.

2) aplicar en el rostro productos cosméticos - opmaken
Mi hermana me pintó los ojos para la fiesta. - Mijn zus heeft mijn ogen voor het feest opgemaakt.


III pintar

werkw.

1) cumplir su función un instrumento de escritura o dibujo - schrijven
Este bolígrafo pinta poco. - Deze pen schrijft niet goed.

2) tener una persona o cosa alguna función o ser útil para algo - de bedoeling zijn
¿Y tú qué pintas a esta hora por mi casa? - En wat doe jij hier op deze tijd bij mij thuis?

3) empezar a mostrarse el desarrollo de algo - eruitzien
El futuro pinta repleto de posibilidades. - De toekomst biedt zeer veel mogelijkheden.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pintar (ww.) portretteren (ww.) ; verven (ww.) ; vertolken (ww.) ; verpersonificeren (ww.) ; verbeelden (ww.) ; uitschilderen (ww.) ; uitbeelden (ww.) ; tekenen (ww.) ; suggereren (ww.) ; schilderen (ww.) ; raden (ww.) ; lakken (ww.) ; ingeven (ww.) ; iets aanraden (ww.) ; doen lijken (ww.) ; beschilderen (ww.) ; afschilderen (ww.) ; afbeelden (ww.) ; adviseren (ww.)
pintar beginnen te kleuren ; schilderen ; lakken
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `pintar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adivinar
ES: appreciar
ES: barnizar
ES: caracterizar
ES: colorar
ES: colorear
ES: conjeturar
ES: contar
ES: definir
ES: describir