Vertalingen obligar ES>NL
I obligar
werkw.
1) lograr que alguien haga algo por autoridad o por la fuerza -
dwingen obligar a estudiar - dwingen om te studeren |
2) ganar la voluntad de una persona -
aan zich verplichten Nos obligó con sus obsequios. - Hij heeft zich aan ons verplicht met zijn geschenken. |
II obligarse
werkw.
comprometerse a algo -
zich verplichten obligarse a levantarse temprano - zich verplichten om vroeg op te staan |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
obligar (ww.) | afdwingen (ww.) ; bevelen (ww.) ; commanderen (ww.) ; decreteren (ww.) ; dicteren (ww.) ; dwingen (ww.) ; forceren (ww.) ; gebieden (ww.) ; gelasten (ww.) ; noodzaken tot (ww.) ; opdragen (ww.) ; opdwingen (ww.) ; verordenen (ww.) ; verordonneren (ww.) ; voorschrijven (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `obligar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acometerES: agraviarES: apremiarES: arrastrarES: coaccionarES: compelerES: comprometerES: constreñirES: decretarES: demandar