Vertaal
Naar andere talen: • obligar > DEobligar > ENobligar > FR
Vertalingen obligar ES>NL

I obligar

werkw.
Uitspraak:  [oβliaɾ]

1) lograr que alguien haga algo por autoridad o por la fuerza - dwingen
obligar a estudiar - dwingen om te studeren

2) ganar la voluntad de una persona - aan zich verplichten
Nos obligó con sus obsequios. - Hij heeft zich aan ons verplicht met zijn geschenken.


II obligarse

werkw.
Uitspraak:  [oβliaɾse]

comprometerse a algo - zich verplichten
obligarse a levantarse temprano - zich verplichten om vroeg op te staan

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
obligar (ww.) afdwingen (ww.) ; bevelen (ww.) ; commanderen (ww.) ; decreteren (ww.) ; dicteren (ww.) ; dwingen (ww.) ; forceren (ww.) ; gebieden (ww.) ; gelasten (ww.) ; noodzaken tot (ww.) ; opdragen (ww.) ; opdwingen (ww.) ; verordenen (ww.) ; verordonneren (ww.) ; voorschrijven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `obligar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acometer
ES: agraviar
ES: apremiar
ES: arrastrar
ES: coaccionar
ES: compeler
ES: comprometer
ES: constreñir
ES: decretar
ES: demandar