Vertaal
Naar andere talen: • fallar > DEfallar > ENfallar > FR
Vertalingen fallar ES>NL

I fallar

werkw.
Uitspraak:  ['faʎaɾ]

tomar una decisión un jurado o tribunal juridisch - uitspraak doen
El tribunal falló en contra del acusado. - De rechtbank heeft de verdachte in het ongelijk gesteld.


II fallar

werkw.

1) tener algo un error o una equivocación - falen , uitvallen
La conexión telefónica falló. - De telefoonverbinding werd verbroken.

2) no alcanzar el objetivo que se esperaba - mislukken
Las negociaciones sobre el libre comercio fallaron. - De onderhandelingen over de vrije handel mislukten.

3) decepcionar a alguien - teleurstellen
El muchacho le falló a sus padres. - De jongen heeft zijn ouders teleurgesteld.

4) no asistir a una convocatoria u obligación - niet bijwonen
Muchos docentes han fallado a la manifestación. - Veel docenten hebben de demonstratie niet bijgewoond.


III fallar

werkw.

hacer algo que resulta incorrecto o equivocado - falen
Fallé en demasiadas respuestas. - Ik heb bij teveel antwoorden gefaald.
uitdrukking no falla

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fallar (ww.) misgaan (ww.) ; zich vergissen (ww.) ; vergaan (ww.) ; vallen (ww.) ; tegenvallen (ww.) ; stukgaan (ww.) ; mistasten (ww.) ; mislukken (ww.) ; mislopen (ww.) ; ketsen (ww.) ; kapotgaan (ww.) ; floppen (ww.) ; falen (ww.) ; afgaan (ww.)
el Fallar (m) het haperen ; het blijven steken
fallar troeven
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `fallar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abortar
ES: caer
ES: caerse de hocico
ES: cometer un error
ES: confundirse
ES: decepcionar
ES: decidir
ES: dictaminar
ES: embarrancar
ES: emitir un juicio