Uitspraak: | ['faʎaɾ] |
El tribunal falló en contra del acusado. - De rechtbank heeft de verdachte in het ongelijk gesteld. |
La conexión telefónica falló. - De telefoonverbinding werd verbroken. |
Las negociaciones sobre el libre comercio fallaron. - De onderhandelingen over de vrije handel mislukten. |
El muchacho le falló a sus padres. - De jongen heeft zijn ouders teleurgesteld. |
Muchos docentes han fallado a la manifestación. - Veel docenten hebben de demonstratie niet bijgewoond. |