Vertalingen arder ES>NL
arder
werkw.
1) estar en combustión, quemarse -
branden El piso superior ardía. - De bovenverdieping brandde. |
2) estar algo muy caliente -
gloeien Me sirvió el café ardiendo y me quemé la lengua. - Hij schonk me gloeiende koffie in en ik verbrandde mijn tong. |
3) experimentar ardor o calor en el cuerpo medisch -
gloeien La espalda le ardía después de pasar el día en la playa. - Zijn rug gloeide na een hele dag op het strand te zijn geweest. |
4) estar muy agitado por un sentimiento -
koken van woede Los manifestantes ardían de ira en la plaza. - De demonstranten kookten van woede op het plein. |
5) estar un lugar muy agitado por un conflicto -
broeien La ciudad arde en guerras. - De stad broeide van oorlog |
estar que arde (=estar una persona muy enojada) - witheet zijn (van woede)
Mi madre está que arde porque me ha ido mal en la escuela. - Mijn moeder is witheet van woede omdat het me slecht afging op school.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
arder (ww.) | blakeren (ww.) ; blozen (ww.) ; branden (ww.) ; gloeien (ww.) ; kleuren (ww.) ; laaien (ww.) ; rood worden (ww.) ; smeulen (ww.) ; verschroeien (ww.) ; verzengen (ww.) ; vlammen (ww.) ; vlammen uitslaan (ww.) ; zengen (ww.) |
arder | oplaaien |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `arder`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abochornarseES: abrasarES: apasionarseES: arder sin llamaES: avergonzarseES: calcinarES: carbonizarES: chamuscarES: chamusquearES: colorear