calcinar

Vertalingen calcinar ES>NL

werkw.

Uitspraak:

[kalɑu i'naɾ]

1) someter a calor extremo los minerales ^scheikunde - uitgloeien

calcinaron la mena - ze hebben de erts laten uitgloeien

2) reducir un cuerpo en combustión a cenizas - verschroeien

Calcinaron los cadáveres. - Ze lieten de lijken verschroeien.

Overige bronnen

calcinar (ww.)	blakeren (ww.) ; branden (ww.) ; verschroeien (ww.) ; verzengen (ww.) ; zengen (ww.)
calcinar	branden ; calcineren ; gloeien ; uitgloeien

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `calcinar`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

ES: abrasar
ES: achicharrar
ES: arder
ES: carbonizar
ES: chamuscar
ES: chamusquear
ES: cremar
ES: crepitar
ES: encender
ES: escaldar

Ook in de database