Vertalingen alcanzar ES>NL
alcanzar
werkw.
1) igualar a algo o alguien que va delante -
bereiken alcanzar al líder del pelotón - de koploper van de groep bereiken |
2) igualar a alguien en una característica -
inhalen Los novatos muy pronto alcanzarán a los otros estudiantes. - De nieuwelingen zullen de overige studenten heel snel inhalen. |
3) llegar a tener algo deseado -
bereiken alcanzar el triunfo - de overwinning behalen |
4) llegar a agarrar algo -
grijpen ¿Me das la sal, que no la alcanzo? - Geef je me het zout even aan? Ik kan er niet bij. |
5) llegar a un lugar -
behalen Se sintió feliz al alcanzar la cumbre. - Hij voelde zich gelukkig toen hij de bergtop bereikte. |
6) llegar a ser contemporáneo de alguien o a vivir en una época -
meemaken Alcanzó la época del barco a vapor. - Hij heeft de tijd van de stoomboot meegemaakt. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
alcanzar (ww.) | geraken (ww.) ; winnen (ww.) ; verkrijgen (ww.) ; treffen (ww.) ; torsen (ww.) ; terecht komen (ww.) ; reiken (ww.) ; raken (ww.) ; penetreren in (ww.) ; meebrengen (ww.) ; langs brengen (ww.) ; komen tot (ww.) ; inlopen (ww.) ; inhalen (ww.) ; geven (ww.) ; gebukt gaan onder (ww.) ; doordringen (ww.) ; brengen (ww.) ; binnenhalen (ww.) ; binnenbrengen (ww.) ; beroeren (ww.) ; bereiken (ww.) ; behalen (ww.) ; achteropkomen (ww.) ; aanreiken (ww.) ; aangeven (ww.) |
alcanzar | grijpen naar ; verwerven ; pakken |
Bronnen: interglot; Trueterm; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `alcanzar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acercarseES: adoptarES: adquirirES: allegarseES: apasionarES: apearseES: azotarES: bastarES: batirES: calar