Vertaal
Naar andere talen: • alcanzar > DEalcanzar > ENalcanzar > FR
Vertalingen alcanzar ES>NL

alcanzar

werkw.
Uitspraak:  [alkaɑuaɾ]

1) igualar a algo o alguien que va delante - bereiken
alcanzar al líder del pelotón - de koploper van de groep bereiken

2) igualar a alguien en una característica - inhalen
Los novatos muy pronto alcanzarán a los otros estudiantes. - De nieuwelingen zullen de overige studenten heel snel inhalen.

3) llegar a tener algo deseado - bereiken
alcanzar el triunfo - de overwinning behalen

4) llegar a agarrar algo - grijpen
¿Me das la sal, que no la alcanzo? - Geef je me het zout even aan? Ik kan er niet bij.

5) llegar a un lugar - behalen
Se sintió feliz al alcanzar la cumbre. - Hij voelde zich gelukkig toen hij de bergtop bereikte.

6) llegar a ser contemporáneo de alguien o a vivir en una época - meemaken
Alcanzó la época del barco a vapor. - Hij heeft de tijd van de stoomboot meegemaakt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
alcanzar (ww.) geraken (ww.) ; winnen (ww.) ; verkrijgen (ww.) ; treffen (ww.) ; torsen (ww.) ; terecht komen (ww.) ; reiken (ww.) ; raken (ww.) ; penetreren in (ww.) ; meebrengen (ww.) ; langs brengen (ww.) ; komen tot (ww.) ; inlopen (ww.) ; inhalen (ww.) ; geven (ww.) ; gebukt gaan onder (ww.) ; doordringen (ww.) ; brengen (ww.) ; binnenhalen (ww.) ; binnenbrengen (ww.) ; beroeren (ww.) ; bereiken (ww.) ; behalen (ww.) ; achteropkomen (ww.) ; aanreiken (ww.) ; aangeven (ww.)
alcanzar grijpen naar ; verwerven ; pakken
Bronnen: interglot; Trueterm; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `alcanzar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acercarse
ES: adoptar
ES: adquirir
ES: allegarse
ES: apasionar
ES: apearse
ES: azotar
ES: bastar
ES: batir
ES: calar