Vertaal
Naar andere talen: • acontecer > DEacontecer > ENacontecer > FR
Vertalingen acontecer ES>NL

acontecer

werkw.
Uitspraak:  [akonteˈɑueɾ]

ocurrir, suceder, producirse un hecho - plaatsvinden
El accidente aconteció el miércoles. - Het ongeluk heeft woensdag plaats gevonden.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
acontecer (ww.) plaatshebben (ww.) ; zich voordoen (ww.) ; voorvallen (ww.) ; voorkomen (ww.) ; voordoen (ww.) ; voor de dag komen (ww.) ; verschijnen (ww.) ; rijzen (ww.) ; plaatsvinden (ww.) ; aan het licht komen (ww.) ; plaats vinden (ww.) ; plaats hebben (ww.) ; passeren (ww.) ; oprijzen (ww.) ; ontspinnen (ww.) ; geschieden (ww.) ; gebeuren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `acontecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acaecer
ES: alzarse
ES: aparecer
ES: ascender
ES: comparecer
ES: convertirse en
ES: dar lugar a
ES: darse el caso
ES: devenir
ES: efectuarse