1 to order: “I command you to leave the room immediately!”
bevelen

2 to have authority over: “He commanded a regiment of soldiers.”
bevelen

3 to have by right: “He commands great respect.”
afdwingen

1 an order: “We obeyed his commands.”
bevel

2 control: “He was in command of the operation.”
bevel

commandant (Zelfstandig naamwoord)

an officer who has the command of a place or of a body of troops.
commandant

com'mander (Zelfstandig naamwoord)

1 a person who commands: “He was the commander of the expedition.”
bevelhebber

2 in the British navy, an officer of the rank next below the captain.
luitenant-ter-zee

com'manding (Bijvoeglijk naamwoord)

1 impressive: “He has a commanding appearance.”
indrukwekkend

2 with a wide view: “The house had a commanding position on the hill.”
die de omtrek bestrijkt

com'mandment (Zelfstandig naamwoord)

a command given by God, especially one of the ten given to Moses.
gebod

com'mander-in-'chief (Zelfstandig naamwoord)

the officer in supreme command of an army, or of the entire forces of the state.
opperbevelhebber
© K Dictionaries Ltd.

to command	bevelen (ww.)
the command	het commando ; het commanderen ; het consigne ; de dienstorder ; het gebod ; het gezag ; de heerschappij (v) ; de instructie (v) ; het leiden ; het leiding geven ; het leidinggeven ; de macht ; het managen ; de opdracht ; oppperbevel (znw.) ; de order ; het verordenen ; het verordonneren ; het voorgaan ; het voorschrift ; het voorzitten ; het bevelschrift ; het bevel ; het besturen ; de beheersing (v) ; de autoriteit (v) ; de aanwijzing (v) ; de aanvoering (v) ; het aanvoeren
command	besturingssignaal ; bestrijken ; bevel ; commando ; commandosignaal aan computer ; gelasten ; het bevel voeren ; hoogteligging overlaat ; instructie ; opdracht ; sommatie ; sommeren ; verordening ; voorschrijven

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; KDE opensourcesoftware; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek




EN: bid
EN: charge
EN: decree
EN: dictate
EN: direct
EN: edict
EN: enjoin
EN: instruct
EN: instruction
EN: order

EN: yours to command NL: uw dienstwillige
EN: this spot commands a splendid view of NL: vanhier ziet men prachtig uit over
EN: great command of language NL: grote vaardigheid in taal
EN: at command NL: ter beschikking
EN: in command of NL: met commando belast