Vertaal
Naar andere talen: • trick > DEtrick > EStrick > FR
Vertalingen trick EN>NL

1 something which is done, said etc in order to cheat or deceive someone, and sometimes to frighten them or make them appear stupid: “The message was just a trick to get her to leave the room.”
streek

2 a clever or skilful action (to amuse etc): “The magician performed some clever tricks.”
truc
intended to deceive or give a certain illusion: “trick photography.”
kunst-

'trickery (Zelfstandig naamwoord)

the act of deceiving or cheating: “She could not stand his trickery.”
bedrog

'trickster (Zelfstandig naamwoord)

a cheater.
oplichter

'tricky (Bijvoeglijk naamwoord)

difficult: “a tricky problem/job”
lastig

'trickily (Bijwoord)

lastig

'trickiness (Zelfstandig naamwoord)

lastigheid

'trick question (Zelfstandig naamwoord)

a question that is likely to mislead a person.
misleidende vraag

do the trick

to do or be what is necessary: “I need a piece of paper. This old envelope will do the trick!”
werken

play a trick / tricks on

to do something which is amusing to oneself because it deceives or frightens (someone else), or makes them appear stupid: “He played a trick on her by jumping out from behind a wall as she passed.”
kattekwaad uithalen

a trick of the trade

one of the ways of being successful in a job etc: “Remembering the customers' names is one of the tricks of the trade.”
de knepen van het vak

trick or treat!

an expression used by children on Halloween to ''threaten'' people that they will do annoying tricks if they do not get sweets or small presents.
snoepjes of anders gaan we u foppen
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to trick verneuken (ww.) ; foppen (ww.) ; bezwendelen (ww.) ; bedonderen (ww.) ; afzetten (ww.)
the trickde list ; de kunstgreep (m) ; de loer ; het maniertje ; de manoeuvre ; de poets ; de slimheid (v) ; de slimmigheid (v) ; sluwe streek (znw.) ; de trip (m) ; de truc ; de trucage (v) ; het kneepje ; de kneep ; de hebbelijkheid (v) ; het foefje
trick aanwensel ; toer ; stunt ; streek ; slimmigheidje ; om de tuin leiden ; naaldgroef ; grap ; geleidingsplatine ; beetnemen ; beduvelen ; bedotten
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `trick`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: agility
EN: artifice
EN: bamboozle
EN: blag
EN: capture
EN: catch
EN: con
EN: con trick
EN: deceive
EN: deception

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: tricks NL: (Am.) spullen, boeltje
EN: tricks of the trade NL: knepen van het vak
EN: he knows a trick or two NL: hij is niet van gisteren
EN: do the trick NL: doen wat nodig is NL: 't klaar spelen NL: 't gewenste resultaat opleveren
EN: learn the trick NL: de slag beetkrijgen
EN: she was playing tricks NL: ze haalde streken uit
EN: play a trick upon a man NL: iemand een poets bakken
EN: a trick of thumb NL: handigheidje