Vertalingen train EN>NL
to train | ontwikkelen (ww.) ; dresseren (ww.) ; harden (ww.) ; inlichten (ww.) ; inwerken (ww.) ; karavaan (ww.) ; leren (ww.) ; oefenen (ww.) ; onderrichten (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; doceren (ww.) ; opleiden (ww.) ; repeteren (ww.) ; scholen (ww.) ; sleep (ww.) ; studeren (ww.) ; trainen (ww.) ; treinstel (ww.) ; voorlichten (ww.) ; vormen (ww.) ; dier africhten (ww.) ; coachen (ww.) ; blokken (ww.) ; bijbrengen (ww.) ; bekwamen (ww.) ; africhten (ww.) |
the train | de trein (m) |
train | gevolg ; gaande werk ; produktielijn ; raderwerk ; rechttrekken ; richten ; sleeptrein ; spoortrein ; temmen ; trein ; treinstel ; tros |
Bronnen: interglot; Vlietstra; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `train`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: briefEN: disciplineEN: drillEN: educateEN: engineEN: instructEN: prepareEN: steam engineEN: tank engineEN: teachUitdrukkingen en gezegdes
EN: train down
NL: vermageren door trainenEN: train for
NL: trainen, studeren voorEN: train off
NL: afwijken (van kogel) NL: vermageren door trainenEN: train up
NL: (iem) inwerkenEN: train with
NL: (Am.) z. aansluiten bijEN: train of thought
NL: gedachtengangEN: miss the
train
NL: te laat komen, achter het net vissenEN: by
train
NL: met de treinEN: in
train
NL: aan de gangEN: on the
train
NL: in de trein