to post	zich afspelen (ww.) ; ambt (ww.) ; baan (ww.) ; dienstbetrekking (ww.) ; functie (ww.) ; gebrachte brieven (ww.) ; job (ww.) ; mast (ww.) ; op de bus doen (ww.) ; op de post doen (ww.) ; paal (ww.) ; pijler (ww.) ; pilaar (ww.) ; plaatsen (ww.) ; positie (ww.) ; post (ww.) ; posten (ww.) ; signaleren (ww.) ; situeren (ww.) ; standoord (ww.)
the post	de betrekking (v)
post	werkkring ; zuil ; post ; ambt ; baan ; boeken ; contactpen ; deurpost ; kolom ; kopstuk ; mast ; montagebout ; plaats ; aanplakken ; posten ; posterijen ; schoor ; staak ; staander ; standplaats ; stift ; stijl ; stut ; wachtpost

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; MWB




EN: appointment
EN: assignment
EN: convey
EN: dispatch
EN: forward
EN: mail
EN: picket
EN: pole
EN: position
EN: remit

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `post ` In US-Engels gebruikt men `mail`

EN: you are on the wrong side of the post NL: je hebt het bij het verkeerde eind NL: je staat er lelijk voor
EN: by post NL: per post
EN: he is posted up with it NL: hij is er mee op de hoogte
EN: he was posted to this regiment NL: hij werd ingedeeld bij dit regiment
EN: well posted NL: goed ingelicht