1 to do what is wanted by (a person); to give pleasure or satisfaction to: “You can't please everyone all the time”
?????

2 to choose, want, like: “He does as he pleases.”
?????
a word added to an order or request in order to be polite: “Please open the window”
alstublieft

pleased (Bijvoeglijk naamwoord)

happy; satisfied: “Aren't you pleased about moving house?”
blij, tevreden

'pleasing (Bijvoeglijk naamwoord)

giving pleasure; attractive: “a pleasing view.”
aangenaam

'pleasingly (Bijwoord)

aangenaam

if you please

please: “Come this way, if you please.”
alstublieft

please yourself

do what you choose: “I don't think you should go, but please yourself.”
ga uw gang
© K Dictionaries Ltd.

to please	begeerte stillen (ww.) ; voldoening geven (ww.) ; vergenoegen (ww.) ; tevredenstellen (ww.) ; tevreden stellen (ww.) ; plezieren (ww.) ; goeddunken (ww.) ; gelieven (ww.) ; blij maken (ww.) ; bevredigen (ww.) ; bevallen (ww.) ; believen (ww.) ; behagen (ww.) ; aanstaan (ww.) ; aangenaam maken (ww.) ; aangenaam aandoen (ww.)
please	toe ; s.v.p. ; alstublieft ; ach ; a.u.b. ; zinnen ; wees zo goed ; gelieve ; alsjeblieft

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




EN: delight
EN: enchant
EN: fulfil
EN: gratify
EN: humour
EN: indulge
EN: keep happy
EN: make happy
EN: oblige
EN: satisfy

EN: please yourself NL: doe zoals je wilt
EN: you were pleased to doubt what I said NL: het beliefde je te betwijfelen wat ik zei
EN: His Majesty has been graciously pleased to come NL: het heeft Z.M. behaagd te komen
EN: if you please NL: alstublieft NL: als ik zo vrij mag zijn NL: zowaar, nota bene
EN: please God (scherts.: please the pigs) NL: als het God (de hemel) behaagt
EN: we were very pleased with it NL: we waren er zeer mee ingenomen