Vertalingen charge EN>NL
1 to ask as the price (for something): “They charge 50 cents for a pint of milk, but they don't charge for delivery.”vragen2 to make a note of (a sum of money) as being owed: “Charge the bill to my account.”aanrekenen3 (withwith) to accuse (of something illegal): “He was charged with theft.”beschuldigen4 to attack by moving quickly (towards): “We charged (towards) the enemy on horseback.”aanvallen5 to rush: “The children charged down the hill.”stormen6 to make or become filled with electricity: “Please charge my car battery.”opladen7 to make (a person) responsible for (a task etc): “He was charged with seeing that everything went well.”laden1 a price or fee: “What is the charge for a telephone call?”prijs2 something with which a person is accused: “He faces three charges of murder.”aanklacht3 an attack made by moving quickly: “the charge of the Light Brigade.”aanval4 the electricity in something: “a positive or negative charge.”lading5 someone one takes care of: “These children are my charges.”iemand voor wie men verantwoordelijk is6 a quantity of gunpowder: “Put the charge in place and light the fuse.”lading springstof'charger (Zelfstandig naamwoord)formerly, a horse used in battle.strijdrosin charge ofresponsible for: “I'm in charge of thirty men.”verantwoordelijkin someone's chargein the care of someone: “You can leave the children in his charge.”onder iemands hoedetake charge1 (withof) to begin to control, organize etc: “The department was in chaos until he took charge (of it).”de leiding nemen2 (withof) to take into one's care: “The policeman took charge of the gun.”overnemen, onder zijn hoede nemen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to charge | casseren (ww.) ; in rekening brengen (ww.) ; gelasten (ww.) ; gebieden (ww.) ; factureren (ww.) ; elektrische lading (ww.) ; dicteren (ww.) ; decreteren (ww.) ; commanderen (ww.) ; chargeren (ww.) ; vullen (ww.) ; brengen in rekening (ww.) ; bevelen (ww.) ; betichten (ww.) ; beschuldiging (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; berekenen (ww.) ; belasten (ww.) ; aanklagen (ww.) ; aanklacht (ww.) ; laden (ww.) ; voorschrijven (ww.) ; verordonneren (ww.) ; verordenen (ww.) ; verklaring (ww.) ; verdenken (ww.) ; verdacht maken (ww.) ; tenlastelegging (ww.) ; tenlaste leggen (ww.) ; ten laste leggen (ww.) ; rekenen (ww.) ; rapport (ww.) ; proces verbaal (ww.) ; overdrijven (ww.) ; opladen (ww.) ; opdragen (ww.) ; lading (ww.) ; incrimineren (ww.) |
the charge | de belasting |
charge | zetgemeng ; kamervulling ; opladen van accu ; onkosten ; molenvulling ; last ; lading in de zin van elektrische lading ; lading ; kosten ; kolenlading ; koleninzet ; opladen van motor ; inzet ; inschrijven van een uitlening ; elektrisch opladen ; chargeren ; charge ; beschuldiging ; beleidstaak ; belasting als gevolg van elektrische machine ; beladen ; tenlastegelegd feit ; vulling ; vullen ; vracht ; voeding ; verzwaring ; verzwaren ; verantwoordelijk voor ; toeslag ; tenlastelegging ; bedgemeng ; telastlegging ; te laste gelegd feit ; recht ; proces-verbaal ; port ; persdeksel ; ovenvulling ; ovenlading |
Bronnen: interglot; Vlietstra; Horecagids; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek; MWB; SWOV onderzoek veiliger verkeer
Voorbeeldzinnen met `charge`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: accusationEN: accuseEN: allegationEN: allegeEN: assertEN: assertionEN: attributionEN: billEN: blameEN: challengeUitdrukkingen en gezegdes
EN: at my uncle's
charge
NL: op kosten van mijn oomEN: no
charge
NL: gratisEN: first
charge
NL: preferente schuldEN: be in
charge of
NL: onder z. hoede hebben NL: onder toezicht staan vanEN: official in
charge
NL: dienstdoend beambteEN: give in
charge
NL: toevertrouwen NL: laten arresterenEN: take in
charge
NL: op z. nemen NL: in hechtenis nemenEN: lay something to a person's
charge
NL: iemand iets ten laste leggenEN: charge bayonets
NL: de bajonet vellenEN: charge oneselves with
NL: z. belasten met, op z. nemen