Vertalingen business EN>NL
1 occupation; buying and selling: “Selling china is my business”handel, zaken2 a shop, a firm: “He owns his own business.”bedrijf3 concern: “Make it your business to help him”zaak'businesslike (Bijvoeglijk naamwoord)practical; alert and prompt: “a businesslike approach to the problem”zakelijk'businessman (Zelfstandig naamwoord)a person who makes a living from some form of trade or commerce, not from one of the professions.zakenmanon businessin the process of doing business or something official.voor zaken© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the business | de koophandel (m) ; de business ; de commercie (v) ; de gebeurtenis (v) ; het geval ; de handel (m) ; het incident ; de klandizie (v) ; kleine onderneming (znw.) ; het bedrijfsleven ; de koopwaar ; de maatschap (v) ; de onderneming (v) ; de vennootschap (v) ; het voorval ; het winkelbedrijf ; de zaak (v) ; de zaken ; het bedrijf ; de affaires ; de aangelegenheid (v) ; de aangelegenheden |
business | waar ; affaire ; administratief ; bedrijf ; bedrijfsvoering ; ding ; handelszaak ; koopmanschap ; maatschappij ; negotie ; nering ; transactie ; zakenleven ; zakenwereld |
Bronnen: interglot; MWB; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `business`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: commercialEN: companyEN: conglomerateEN: firmUitdrukkingen en gezegdes
EN: it is none of your
business
NL: het gaat je niet aanEN: he means
business
NL: het is hem ernstEN: you have no
business to ask him
NL: je hebt geen recht hem dat te vragenEN: send a person about his
business
NL: iemand de laan uitsturenEN: on
business
NL: voor zaken