1 an object; something that is not living: “What do you use that thing for?”
ding

2 a person, especially a person one likes: “She's a nice old thing.”
schepsel

3 any fact, quality, idea etc that one can think of or refer to: “Music is a wonderful thing”
iets

things (noun plural)

things, especially clothes, that belong to someone: “Take all your wet things off.”
spullen

first thing (in the morning

early in the morning just after getting up, starting work etc: “I'll do it first thing (in the morning).”
vroeg in de morgen

last thing (at night

late at night, just before stopping work, going to bed etc: “She always has a cup of tea last thing at night.”
voor het slapen gaan

the thing is †¦

the important fact or question is; the problem is: “The thing is, is he going to help us?”
hoofdzaak
© K Dictionaries Ltd.

the thing	het ding ; het item ; het object ; het voorwerp ; de zaak
thing	goed ; lijdend voorwerp ; mikpunt ; onderwerp

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot




EN: article
EN: entity
EN: entry
EN: good
EN: item
EN: piece
EN: point

EN: poor thing NL: arm schepsel
EN: dear old thing NL: (beste) jongen, meid
EN: dumb things NL: stomme dieren
EN: he takes things too seriously NL: hij neemt het te zwaar op
EN: I am not feeling at all the thing NL: (spreektaal) ik voel me niet in orde, goed
EN: things real NL: eigendom
EN: things English NL: wat op Engels betrekking heeft
EN: see things NL: hallucinaties hebben
EN: he knows a thing or two NL: hij is bij de tijd
EN: the first thing we did NL: het eerste dat we deden
EN: they made a good thing of it NL: ze verdienden er een aardige duit aan
EN: how are things at home? NL: hoe gaat het thuis?
EN: that thing Smith NL: die S., die vent
EN: the latest thing in shoes NL: 't laatste snufje op het gebied van schoenen
EN: she had done any old thing NL: ze had van alles bij de hand gehad
EN: first things first NL: wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen
EN: it is not quite the thing NL: 't is niet zoals het hoort
EN: no great things NL: (spreektaal) niet veel zaaks
EN: for one thing... for another... NL: eensdeels..., anderdeels...
EN: for one thing he is stupid, for another... NL: ten eerste..., ten tweede...
EN: neither one thing nor another NL: noch dit, noch dat