1 a part of anything: “a piece of cake”
stuk

2 a single thing or example of something: “a piece of paper”
stuk

3 a composition in music, writing (an article, short story etc), drama, sculpture etc: “He wrote a piece on social reform in the local newspaper.”
stuk

4 a coin of a particular value: “a five-pence piece.”
stuk

5 in chess, draughts and other games, a small shape made of wood, metal, plastic etc that is moved according to the rules of the game.
stuk

'piece'meal (Bijwoord)

a little bit at a time; not as a whole: “He did the work piecemeal.”
stuksgewijs
done etc in this way: “He has a rather piecemeal way of working.”
bij stukjes en beetjes

go (all) to pieces

(of a person) to collapse physically or nervously: “She went to pieces when her husband died.”
kapot gaan, instorten

in pieces

1 with its various parts not joined together: “The bed is delivered in pieces and the customer has to put it together himself.”
in stukken

2 broken: “The vase was lying in pieces on the floor.”
aan stukken

piece together

to put (the pieces of something) together: “They tried to piece together the fragments of the broken vase.”
in elkaar passen

to pieces

into separate, usually small pieces, or into the various parts from which (something) is made: “It was so old, it fell to pieces when I touched it.”
uit elkaar, aan stukken
© K Dictionaries Ltd.

the piece	het klein stukje ; het stukje ; het stuk ; speelstuk (znw.) ; het snippertje ; het schijfje ; het plakje ; het partje ; de part ; het onderdeel ; mooi persoon (znw.) ; het klontje ; het klontertje ; het klompje ; kleine brok (znw.) ; het gedeelte ; het fragmentje ; de fractie (v) ; het eindje ; de deel ; het brokje ; het aandeel
piece	bonk ; stuk ; hoop ; homp ; glasplaat ; fragment ; exemplaar ; brok

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra




EN: bit
EN: chip
EN: chunk
EN: crumb
EN: fraction
EN: fragment
EN: hunk
EN: leaf
EN: leftover
EN: lump

EN: I have given her a piece of my mind NL: ik heb haar flink de waarheid gezegd
EN: I could give you a piece of advice NL: ik zou je wel raad kunnen geven
EN: a piece of eight NL: 'n Spaanse dollar
EN: a pretty piece (of goods) NL: (spreektaal) een lekker stuk
EN: piece of cake NL: (sl.) gemakkelijk karweitje
EN: a piece of good luck NL: 'n buitenkansje
EN: various pieces of news NL: verschillende nieuwtjes
EN: a piece of work NL: een stuk werk, (figuurlijk) drukte
EN: these are 1/- a piece NL: deze kosten een shilling per stuk
EN: it broke to pieces NL: het viel kapot
EN: it fell to pieces NL: het viel in stukken
EN: it will come (go) to pieces NL: het zal kapot gaan, (figuurlijk) het zal mislukken
EN: you can take it to pieces NL: je kunt het uit elkaar halen
EN: they are all of a piece NL: ze zijn allen uit één stuk (gemaakt) NL: ze zijn van hetzelfde slag
EN: paid by the piece NL: per stuk betaald
EN: piece by piece NL: stuk voor stuk
EN: piece on to NL: verbinden (vastmaken) aan
EN: piece out NL: verlengen, vergroten