1 a small, sharp piece of steel with a hole (called an eye) at one end for thread, used in sewing etc: “a sewing needle.”
naald

2 any of various instruments of a long narrow pointed shape: “a knitting needle”
naald

3 (in a compass etc) a moving pointer.
naald

4 the thin, sharp-pointed leaf of a pine, fir etc.
naald

be on the needle

to use hard drugs by injecting them.
kussen, vrijen (met); vertroetelen, aanhalen

'needlework (Zelfstandig naamwoord)

work done with a needle ie sewing, embroidery etc.
naaldkunst
© K Dictionaries Ltd.

to needle	aanleiding geven tot (ww.) ; uitlokken (ww.) ; uitdagen (ww.) ; spuit (ww.) ; provoceren (ww.) ; ophitsen (ww.) ; injectiespuitje (ww.) ; injectiespuit (ww.) ; injectienaald (ww.)
the needle	de naald (v)
needle	doortrekapparaat ; wijzer ; stift ; speld ; naaldsorteren ; naald ; kompasnaald

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra




EN: hypodermic
EN: injection needle
EN: nozzle
EN: plunger
EN: syringe

EN: the needle NL: (sl.) zenuwachtige toestand
EN: look for a needle in a haystack/in a bottle of hay NL: onbegonnen werk verrichten
EN: as sharp as a needle NL: scherp (van verstand), slim
EN: it gives me the needle NL: 't ergert me
EN: to thread the needle NL: moeilijke taak volbrengen