Vertaal
Naar andere talen: • employ > DEemploy > ESemploy > FR
Vertalingen employ EN>NL

1 to give (especially paid) work to: “He employs three typists”
in dienst hebben

2 to occupy the time or attention of: “She was busily employed (in) writing letters.”
bezighouden

3 to make use of: “You should employ your time better.”
gebruiken

em'ployed (Bijvoeglijk naamwoord)

having a job; working.
werk hebbend

em'ployee (Zelfstandig naamwoord)

a person employed for wages, a salary etc: “That firm has fifty employees.”
werknemer

em'ployer (Zelfstandig naamwoord)

a person who employs others: “His employer dismissed him.”
werkgever

em'ployment (Zelfstandig naamwoord)

the act of employing or state of being employed: “She was in my employment”
dienst, werk
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to employ bezigen (ww.) ; utiliseren (ww.) ; uitzenden (ww.) ; toepassen (ww.) ; tewerkstellen (ww.) ; inschakelen (ww.) ; hanteren (ww.) ; gebruiken (ww.) ; detacheren (ww.) ; aantrekken (ww.) ; aannemen (ww.)
employ aanwenden ; in dienst nemen ; huren ; gebruiken ; benutten ; aanwerven
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; MWB; A.M.T.S.


Voorbeeldzinnen met `employ`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: apply
EN: appoint
EN: assign
EN: avail yourself of
EN: bring into play
EN: conscript
EN: draft
EN: draw on
EN: engage
EN: enlist

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: employed NL: in dienstbetrekking, loontrekkend
EN: be employed on NL: bezig zijn aan
EN: capital employed NL: geïnvesteerd kapitaal NL: vermogen
EN: out of employ NL: werkloos