Vertalingen control EN>NL
1 the right of directing or of giving orders; power or authority: “She has control over all the decisions in that department”macht2 the act of holding back or restraining: “control of prices”beheersing3 (often in plural) a lever, button etc which operates (a machine etc): “The clutch and accelerator are foot controls in a car.”bedieningsknop4 a point or place at which an inspection takes place: “passport control.”controle1 to direct or guide; to have power or authority over: “The captain controls the whole ship”gezag hebben over2 to hold back; to restrain (oneself or one's emotions etc): “Control yourself!”beheersen3 to keep to a fixed standard: “The government is controlling prices.”beheersencon'troller (Zelfstandig naamwoord)a person or thing that controls: “an air-traffic controller.”leidercon'trol-tower (Zelfstandig naamwoord)a building at an airport from which take-off and landing instructions are given.verkeerstorenin control (of)in charge (of): “She is very much in control (of the situation).”meester vanout of controlnot under the authority or power of someone: “The brakes failed and the car went out of control”onhandelbaarunder control: “Keep your dog under control!”onder controle© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to control | bescherming (ww.) ; inbinden (ww.) ; in bedwang houden (ww.) ; hoede (ww.) ; examineren (ww.) ; controleren (ww.) ; controle (ww.) ; bezichtigen (ww.) ; bewaking (ww.) ; beteugelen (ww.) ; besturen (ww.) ; bestrijding (ww.) ; zorg (ww.) ; beproeven (ww.) ; bekijken (ww.) ; beheren (ww.) ; beheersing (ww.) ; beheersen (ww.) ; beheer (ww.) ; bedwingen (ww.) ; bedienen (ww.) ; bedaren (ww.) ; afstelknop (ww.) ; aandrijven (ww.) ; intomen (ww.) ; zich bedwingen (ww.) ; zelfbeheersing (ww.) ; zeggenschap (ww.) ; voogdij (ww.) ; toezicht (ww.) ; toetsen (ww.) ; testen (ww.) ; temmen (ww.) ; surveillance (ww.) ; sturen (ww.) ; schouwen (ww.) ; reguleren (ww.) ; regelen (ww.) ; overhoren (ww.) ; onderzoeken (ww.) ; onderwerpen (ww.) ; onder gezag brengen (ww.) ; nakijken (ww.) ; matigen (ww.) ; keuren (ww.) ; inspecteren (ww.) |
the control | de mate van bekwaamheid (v) ; de regeleenheid (v) ; de regelaar ; de besturing ; de beleid (v) ; het bedwang |
control | heerschappij ; afregeling van apparaat ; de scepter zwaaien ; controle, besturing ; controle in de zin van bediening ; controle ; centrale bediening ; bewind ; bestuur ; besturingsinrichting ; besturingselement ; besturing van systeem ; besturen van systeem ; bestrijding ; beheersing ; bedieningsorgaan ; bedieningsmechanisme ; bedieningsinrichting ; bediening van machine ; bediening op afstand ; bediening ; bedienen van machine ; afregelen van brandstof-luchtmengsel ; regeling ; zeggenschap ; test ; sturing ; sturen in de zin van controleren ; revisie ; regulering ; regering ; regeren ; regelmechanisme ; regelknop ; heersen ; regelen in de zin van onder controle houden ; regelen ; proef ; procesbeheersing ; overwegende zeggenschap ; onderzoek ; meetpunt ; meetprofiel ; meetgelegenheid in een leiding ; knop |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; Tecdic.com; KDE opensourcesoftware; Autowoordenboek; kde.nl/node/386; Download IATE, European Union, 2017.; MWB; Diving dictionary; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary
Voorbeeldzinnen met `control`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: adjustEN: authorityEN: calmnessEN: cartelEN: chargeEN: commandEN: corner the marketEN: custodyEN: dependabilityEN: dictateUitdrukkingen en gezegdes
EN: birth
control
NL: geboorteregelingEN: controls
NL: stuurinrichtingEN: out of
control
NL: onbestuurbaar