1. MWB
  2. Vertalen
  3. stick (EN>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • stick > ES • stick > FR • stick > NL
Vertalingen stick EN>DE
to stick hängenbleiben (ww.) ; anleimen (ww.) ; aufsitzen (ww.) ; aussetzen (ww.) ; festfahren (ww.) ; festkleben (ww.) ; festsitzen (ww.) ; gleichbleibend (ww.) ; grapschen (ww.) ; haften (ww.) ; hapern (ww.) ; heften (ww.) ; ankleben (ww.) ; in Nöten sein (ww.) ; kleben (ww.) ; klemmen (ww.) ; krallen (ww.) ; leimen (ww.) ; stagnieren (ww.) ; Stecken ; stocken (ww.) ; wegkappern (ww.) ; zusammenkleben (ww.) ; anbacken (ww.)
the stickder Knüppel ; der Hockeyschläger ; der junger Zweig ; der Reis ; der Schacht ; der Schaft ; der Schaltknüppel ; das Schlagholz ; der Stab ; der Stamm ; die Stange ; der Stock
stick J (Afkorting) ; Stift ; Steuerknüppel ; Stab ; Sprungtrupp ; Springergruppe ; Spitze ; Muggle ; Kontrolhebel ; kleben
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `stick`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: arrange
EN: attach
EN: branch
EN: caught
EN: club
EN: crop
EN: cudgel
EN: fix
EN: glue
EN: hold

Alternatieve spelling of gebruik
Let op; `stick` wordt wel in US-Engels gebruikt maar niet of zelden in UK-Engels.
In US-Engels gebruikt men `stickshift / stick`