Vertaal
Naar andere talen: • übel > ENübel > ESübel > FR
Vertalingen übel DE>NL

I übel

bijv.naamw.
Uitspraak:  yːbəl]

1) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem ist / wird übel

2) unangenehm - slecht
Er hat morgens immer eine üble Laune. - Hij heeft 's morgens altijd een slecht humeur.

3) gemein, unmoralisch - slecht
üble Gerüchte über jemanden verbreiten - slechte praatjes over iemand verspreiden


II übel

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: onaangenaam
eine übel riechende Flüssigkeit - een onaangenaam ruikende vloeistof

2) deel van de uitdrukking: slecht
Das könnte übel enden. - Dat zou slecht kunnen aflopen.
Er wurde bei dem Unfall übel zugerichtet. - Hij werd bij het ongeval flink toegetakeld.

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem etw. übel nehmen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Übelde ziekte (v) ; het euvel ; de kwaal ; het kwaaltje ; het mankement ; het ongemak ; het ongerief ; de onvolkomenheid (v) ; de slordigheid (v) ; de wanordelijkheid (v) ; zeer (znw.)
übel (bnw.) misselijk (bnw.)
übel spinnijdig ; woest ; vertoornd ; vals ; toornig ; onwel ; kwaad ; kwaadwillig ; kwalijk ; menstruerend ; naar ; nijdig ; ongesteld ; onpasselijk ; boosaardig ; walgelijk ; slecht ; misselijk makend ; kwade ; kwaadschiks (bijwoord) ; kwaadaardig ; boze
Bronnen: interglot; mwb; Wikipedia; Trueterm; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `übel`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abartig
DE: benommen
DE: böse
DE: dekadent
DE: dumpf
DE: elend
DE: entartet
DE: krank
DE: lasterhaft
DE: luftkrank

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: wohl oder übel NL: goedschiks of kwaadschiks, graag of niet graag
DE: übel angebracht NL: misplaatst
DE: übel beleumundet sein NL: een slechte naam hebben, ongunstig bekend staan
DE: übel dran sein NL: er slecht aan toe zijn
DE: übel zugerichtet NL: lelijk toegetakeld
DE: nicht übel NL: niet kwaad
DE: mir wird übel NL: ik word onwel
DE: ein übles Ende nehmen NL: slecht aflopen
DE: einem übelwollen NL: iemand vijandig gezind zijn
DE: einem Übles nachsagen NL: kwaad van iemand spreken