Vertalingen elend DE>NL
I elend
bijv.naamw.
1) in schlechtem Zustand, von Armut zeugend -
ellendig in einer elenden Hütte wohnen - in een ellendige hut wonen |
2) von Armut, Hunger und Leid geprägt -
ellendig die elenden Gestalten in den Slums - de ellendige figuren in de sloppenwijken |
3) sich krank oder unglücklich fühlend -
ellendig Mir ist ganz elend. - Ik voel me heel ellendig. Sie sah ziemlich elend aus. - Zij zag er behoorlijk ellendig uit. |
4) schrecklich -
ellendig Ist das ein elender Stress! - Wat een ellendige stress! |
5) gemein -
ellendig Stirb, elender Schurke! - Sterf, ellendige schurk! |
II elend
bijwoord
1) auf schlimme Weise -
ellendig Die Tiere gingen elend zugrunde. - De dieren kwamen ellendig aan hun einde. |
2) deel van de uitdrukking: ellendig ein elend langes Buch - een ellendig lang boek Der Vortrag war elend langweilig. - De lezing was ellendig saai. |
III das Elend
zelfst.naamw.
1) deel van de uitdrukking: ellende das Elend der Aidswaisen - de ellende van de aidswezen Elendsviertel - krottenwijk |
2) deel van de uitdrukking: ellende Sie versuchte, ihr Elend für einen Tag zu vergessen. - Zij probeerde haar ellende voor één dag te vergeten. |
wie ein Häufchen Elend (=einen sehr unglücklichen Eindruck machend) - als een hoopje ellende
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Elend | het zorgen ; de armoede ; barheid (znw.) ; de behoeftigheid (v) ; de ellende (v) ; het gebrek ; het malheur ; de miserie ; de moeilijkheden ; de moeilijkheid (v) ; de narigheid (v) ; de nood (m) ; de noodlottigheid (v) ; de noodtoestand (m) ; de noodwendigheid (v) ; het ongeluk ; het onheil ; onspoed (znw.) ; de pech (m) ; penarie (znw.) ; het probleem ; de problemen ; de ramp ; de rampspoed (m) ; de rampzaligheid (v) ; de rottigheid (v) ; de sores ; de tegenslag (m) ; de tegenspoed (m) ; de terugslag (m) |
Elend | weeklagend ; zeer ergerlijk ; klagend ; akelig ; armoedig ; belabberd ; beroerd ; catastrofaal ; ellendig ; flodderig ; funest ; godgeklaagd ; haveloos ; hemeltergend ; jammerend ; jeremiërend ; klaaglijk ; klagelijk ; lamenterend ; lamlendig ; lamzalig ; naar ; noodlottig ; ongelukkig ; pover ; rampspoedig ; rampzalig ; schamel ; sjofel ; sjofeltjes ; ten hemel schreiend ; verlopen ; misselijk |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `elend`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AlarmDE: armDE: armseligDE: ArmutDE: armutigDE: bedürftigDE: benommenDE: BetrübnisDE: ChagrinDE: deplorabelUitdrukkingen en gezegdes
DE: glänzendes
Elend
NL: vergulde armoedeDE: das heulende
Elend kriegen
NL: er beroerd van worden