1. MWB
  2. Vertalen
  3. ängstlich (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • ängstlich > EN • ängstlich > ES • ängstlich > FR
Vertalingen ängstlich DE>NL

I ängstlich

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈɛŋstlɪç]

1) oft Angst habend - angstig
Sie war immer ein sehr ängstliches Kind. - Zij was als kind altijd al angstig.

2) voller Angst - vervuld van angst
Ich sah ringsum nur ängstliche Gesichter. - Ik zag rondom alleen maar angstige blikken.


II ängstlich

bijwoord

deel van de uitdrukking: angstig
sich ängstlich umschauen - angstig omkijken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ängstlich in angst ; vreesachtig ; vervaard ; verschrikt ; schrikachtig ; schichtig ; ontsteld ; onthutst ; nauwlettend ; getroffen ; bevreesd ; bang ; angstvallig ; angstig ; benauwd ; ongerust ; bezorgd
Bronnen: interglot; Trueterm; Wiktionary; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `ängstlich`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: angsterfüllt
DE: angstvoll
DE: bange
DE: befangen
DE: bänglich
DE: scheu
DE: schüchtern
DE: timid
DE: timide
DE: verlegen