Vertalingen zusprechen DE>NL
zusprechen
werkw.
1) offiziell feststellen, dass jemand das Recht auf etw. hat -
toewijzen Die Kinder wurden dem Vater zugesprochen. - De kinderen werden toegewezen aan de vader. |
2) jemandem mit Worten ein positives Gefühl geben -
toespreken einem ängstlichen Kind gut / beruhigend zusprechen - een angstig kind goed / geruststellend toespreken |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zusprechen (ww.) | aandrijven (ww.) ; aanmoedigen (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanvuren (ww.) ; bemoedigen (ww.) ; opkrikken (ww.) ; opwekken (ww.) ; prikkelen (ww.) ; stimuleren (ww.) ; toemoedigen (ww.) |
zusprechen | toekennen ; toespreken |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zusprechen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anblasenDE: anfachenDE: ankurbelnDE: anregenDE: aufmunternDE: aufpolierenDE: bejauchzenDE: einräumenDE: ermunternDE: ermutigenUitdrukkingen en gezegdes
DE: einem Mut
zusprechen
NL: iemand moed insprekenDE: einem Trost
zusprechen
NL: iemand troosten