I wie

bijwoord

Uitspraak:

[viː]

1) in direkten und indirekten Fragen verwendet, um nach der Art und Weise, einer Eigenschaft oder einem Maß zu fragen - hoe

Wie hast du das gemacht? - Hoe heb je dat gedaan? Ich weiß nicht, wie das geht. - Ik weet niet hoe dat gaat. Wie sind denn eure neuen Nachbarn? - Hoe zijn jullie nieuwe buren? Wie weit ist es bis zum nächsten Ort? - Hoe ver is het nog tot de volgende plaats?

Wie alt bist du? (=fragt nach jds Alter) - Hoe oud ben je?

Wie bitte? (=drückt aus, dass man etw. nicht verstanden hat oder bei besonderer Betonung, dass man etw. sehr überraschend oder empörend findet) - Wat zegt u?

Wie heißt du? (=fragt nach jds Namen) - Hoe heet je?

Wie spät ist es? (=fragt nach der Uhrzeit) - Hoe laat is het?

wie viel (=fragt nach der Menge) - hoeveel Wie viel kostet das? - Hoeveel kost dat?

wie viele (=fragt nach der Anzahl) - hoeveel Wie viele Kinder haben Sie? - Hoeveel kinderen heeft u?

Wie wär's mit …? (=verwendet, um einen Vorschlag zu machen) - Hoe zit het met ...? Wat denk je van ...? Wie wär's mit einem Tee? - Wat denk je van wat thee?

2) leitet einen Relativsatz ein, der die Art und Weise, die Eigenschaft oder das Maß näher bestimmt - hoe

Ich mag die Art, wie sie lacht. - Ik hou van de wijze hoe ze lacht. Es ist erstaunlich, wie oft solche Fehler vorkommen. - Het is verbazend hoe vaak zulke fouten voorkomen.

II wie

voegwoord

Uitspraak:

[viː]

1) einen Vergleich herstellend - als

schlau wie ein Fuchs - slim als een vos eine Frau wie sie - een vrouw zoals zij Sie ist genauso alt wie er. - Zij is even oud als hij is.

so … wie… (=) - zo ... als ... so langsam wie eine Schnecke - zo langzaam als een slak

2) eine Beziehung, Entsprechung zwischen zwei Teilen des Satzes ausdrückend - als

Bitte kommen Sie so schnell wie möglich. - Komt u alstublieft zo snel als mogelijk is. Wir treffen uns um neun Uhr, wie verabredet. - Wij ontmoeten elkaar om negen uur, zoals afgesproken. Wie ich höre, geht es dir nicht gut. - Naar ik verneem gaat het niet goed met je. Klug, wie sie ist, wird sie das nicht tun. - Verstandig als zij is, gaat ze dat niet doen.

3) zur Einleitung eines Nebensatzes nach einem Verb der Wahrnehmung - hoe

Er hörte, wie jemand um Hilfe rief. - Hij luisterde hoe iemand om hulp riep. Sie sah, wie er plötzlich blass wurde. - Zij keek hoe bleek hij plotseling werd.

4) bei Aufzählungen - zoals

alkoholische Getränke wie Wein und Bier - alcoholische dranken zoals wijn en bier

5) deel van de uitdrukking: alsook

Junge wie alte Zuschauer waren begeistert. - Jongere zowel oudere toeschouwers waren enthousiast.

6) deel van de uitdrukking:

wie wenn (=als ob) - alsof

© K Dictionaries Ltd.

wie	evenzo ; hoe ; hoeveel ; hoezeer ook ; in overeenstemming met ; naar ; naargelang ; naarmate ; net zo ; op welke manier ; wat ; zoals ; als

Bron: interglot




DE: als
DE: da
DE: denn
DE: ebenso
DE: ebenso wie
DE: genauso wie
DE: gleich
DE: gleichwie
DE: indem
DE: indes

DE: wie ist das möglich? NL: hoe is dat mogelijk?
DE: wie ich schon sagte NL: zoals ik reeds zei
DE: wie schön! NL: wat mooi!
DE: dem sei, wie ihm wolle NL: hoe dat ook zij
DE: die Art und Weise, wie NL: de manier waarop
DE: wie er mich sieht, rennt er davon NL: als hij mij ziet, rent hij weg
DE: wie er mich sah rannte er davon NL: toen hij mij zag, rende hij weg