Vertaal
Naar andere talen: • vortäuschen > ENvortäuschen > ESvortäuschen > FR
Vertalingen vortäuschen DE>NL

vortäuschen

werkw.
Uitspraak:  [ˈfoːɐtɔyʃən]

so tun, als ob etw. der Fall wäre - voorspiegelen
Der angebliche Diebstahl war nur vorgetäuscht. - De vermeende diefstal was verzonnnen.
Er täuschte Müdigkeit vor, um nicht mitgehen zu müssen. - Hij deed alsof hij moe was om niet mee te hoeven gaan.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
vortäuschen (ww.) fingeren (ww.) ; iemand begunstigen (ww.) ; simuleren (ww.) ; veinzen (ww.) ; voorschuiven (ww.) ; voortrekken (ww.) ; voorwenden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `vortäuschen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: heucheln
DE: simulieren
DE: so tun als ob
DE: vorgeben
DE: vorschützen