Vertalingen vorbereiten DE>NL
I vorbereiten
werkw.
Uitspraak: | [ˈfoːɐbəraitən] |
1) körperlich und geistig bereit machen -
voorbereiden sich / einen Schüler auf die Abschlussprüfung vorbereiten - zich / een scholier voorbereiden op het examen Sie war auf alles vorbereitet. - Zij was op alles voorbereid. |
2) Arbeiten im Voraus erledigen -
voorbereiden Ich habe einen kleinen Imbiss für Sie vorbereitet. - Ik heb een klein hapje voor u gemaakt. |
II die Vorbereitung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈfoːɐbəraitʊŋ] |
Verbuigingen: | Vorbereitung , Vorbereitungen |
deel van de uitdrukking: voorbereiding Vorbereitungen für etw. treffen - voorbereidingen ergens voor treffen |
in Vorbereitung sein (=geplant sein) - voorbereid
Eine Fortsetzung des Romans ist bereits in Vorbereitung. - Het vervolg van de roman is al in voorbereiding.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vorbereiten (ww.) | alvast neerzetten (ww.) ; klaarmaken (ww.) ; klaarzetten (ww.) ; prepareren (ww.) ; voorbereiding treffen (ww.) ; voorbereidingen treffen (ww.) ; voorbewerken (ww.) ; voorwerken (ww.) |
das Vorbereiten | het voorbereiden |
vorbereiten | in conditie brengen ; priming ; voorbereiden |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `vorbereiten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anrichtenDE: bereitenDE: bereitmachenDE: bereitstellenDE: fertigmachenDE: grundierenDE: herrichtenDE: vorarbeitenDE: Vorbereitungen treffenDE: zubereiten