Vertalingen vorbeigehen DE>NL
vorbeigehen
werkw.
1) auf jemanden / etw. zugehen und dort nicht stehen bleiben, sondern weitergehen und sich wieder entfernen -
voorbijgaan Sie ging an uns vorbei, ohne zu grüßen. - Zij liep ons voorbij zonder te groeten. |
2) kurz irgendwo hineingehen, um etw. zu erledigen -
langsgaan Gehst du auf dem Heimweg kurz beim Bäcker vorbei und bringst Brot mit? - Ga je op de terugweg even langs de bakker en breng je dan een brood mee? |
3) nicht immer so bleiben -
voorbijgaan Liebeskummer ist schlimm, aber zum Glück geht auch er wieder vorbei. - Liefdesverdriet is erg, maar gelukkig gaat dat ook weer voorbij. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: Trueterm
Voorbeeldzinnen met `vorbeigehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: passierenDE: verfließenDE: vergehenDE: verstreichenDE: vorbeifahrenDE: vorbeilaufenDE: vorüberfahrenDE: überholenUitdrukkingen en gezegdes
DE: bei einem
vorbeigehen
NL: (ook:) bij iemand aanlopen