Vertaal
Naar andere talen: • vorbeigehen > ENvorbeigehen > ESvorbeigehen > FR
Vertalingen vorbeigehen DE>NL

vorbeigehen

werkw.
Uitspraak:  [foːɐˈbaigeːən]

1) auf jemanden / etw. zugehen und dort nicht stehen bleiben, sondern weitergehen und sich wieder entfernen - voorbijgaan
Sie ging an uns vorbei, ohne zu grüßen. - Zij liep ons voorbij zonder te groeten.

2) kurz irgendwo hineingehen, um etw. zu erledigen - langsgaan
Gehst du auf dem Heimweg kurz beim Bäcker vorbei und bringst Brot mit? - Ga je op de terugweg even langs de bakker en breng je dan een brood mee?

3) nicht immer so bleiben - voorbijgaan
Liebeskummer ist schlimm, aber zum Glück geht auch er wieder vorbei. - Liefdesverdriet is erg, maar gelukkig gaat dat ook weer voorbij.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
vorbeigehen voorbijgaan
Bron: Trueterm


Voorbeeldzinnen met `vorbeigehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: passieren
DE: verfließen
DE: vergehen
DE: verstreichen
DE: vorbeifahren
DE: vorbeilaufen
DE: vorüberfahren
DE: überholen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: bei einem vorbeigehen NL: (ook:) bij iemand aanlopen