Vertalingen kreisen DE>NL
kreisen
werkw.
sich im Kreis bewegen -
cirkelen Ein Adler kreiste am Himmel. - Een adelaar cirkelde in de lucht. Seine Gedanken kreisten nur noch um diese eine Sache. - Zijn gedachten gaan alleen nog naar deze ene zaak. |
etw. kreisen lassen (=von einem zum anderen geben) - rondgaan
Sie ließen eine Flasche kreisen. - Zij lieten een fles rondgaan.
|
mit etw. kreisen (=etw. im Kreis bewegen) - draaien
mit den Armen / dem Kopf kreisen - met de armen / het hoofd draaien
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kreisen (ww.) | circuleren (ww.) ; cirkelen (ww.) ; rouleren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kreisen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: inUmlaufseinDE: umlaufenDE: zirkulieren