I verwirren

werkw.

Uitspraak:

[fɛɐˈvɪrən]

1) geistig und psychisch durcheinanderbringen - verwarren , in de war raken

Sein nächtlicher Anruf hat mich völlig verwirrt. - Zijn nachtelijke telefoontje heeft mij volledig verwart. ein verwirrendes Durcheinander von Farben und Formen - een verwarrende warboel van kleuren en vormen

2) unordentlich machen - verwarren

Die Katze hat die Fäden völlig verwirrt. - De kat heeft de draden helemaal in de war gebracht.

II verwirrt

bijv.naamw.

Uitspraak:

[fɛɐˈvɪrt]

1) deel van de uitdrukking: verward

ein verwirrtes Gesicht machen - een verward gezicht trekken

2) in einem geistigen Zustand, in dem man die Realität nicht mehr erkennt und nicht mehr für sich selbst sorgen kann ^medisch - verward

III verwirrt

bijwoord
deel van de uitdrukking: verward

Der Mann sah mich verwirrt an. - De man keek mij verward aan.

IV die Verwirrung

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[fɛɐˈvɪrʊŋ]
Verbuigingen:	Verwirrung , Verwirrungen

1) Zustand, in dem alles durcheinander ist und Aufregung herrscht - verwarring

In der allgemeinen Verwirrung machte er sich mit dem Geld davon. - In de algehele verwarring ging hij er met het geld vandoor.

2) deel van de uitdrukking: ^medisch verwarring

in einem Zustand der geistigen Verwirrung - in een toestand van geestelijke verwarring

© K Dictionaries Ltd.

verwirren (ww.)

door mekaar mengen (ww.) ; in de war brengen (ww.) ; ontredderen (ww.) ; ontzetten (ww.) ; uit de macht ontzetten (ww.) ; van zijn stuk brengen (ww.) ; verbazen (ww.) ; verlegen maken (ww.) ; verwarren (ww.)

Bronnen: Wikipedia; interglot




DE: aus der Fassung bringen
DE: durcheinander bringen
DE: durcheinanderbringen
DE: entheben
DE: entsetzen
DE: jemanden verlegen machen

DE: verwirrt NL: verward, verlegen