Vertalingen tönen DE>NL
tönen
werkw.
1) mit auswaschbarer Farbe färben -
verven Sie hat sich die Haare rötlich tönen lassen. - Zij heeft haar haren rood laten verven. |
2) großspurig verkünden oder prahlen -
opscheppen Kurz vor der Niederlage hatte er noch getönt: „Den Sieg habe ich schon in der Tasche!‟ - Vlak voor de nederlaag had hij nog staan opscheppen: "De overwinning heb ik al in mijn zak!" |
3) zu hören sein -
klinken Da tönte es aus dem Lautsprecher: ... - Daar klonk het uit de luidspreker: ... |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
tönen (ww.) | opscheppen (ww.) ; opsnijden (ww.) ; snoeven (ww.) |
tönen | schaduwen ; tinten |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `tönen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: färbenDE: klingenDE: läuten