Vertalingen tätowieren DE>NL
I tätowieren
werkw.
mit einer Nadel und Farbe Bilder oder Schrift in die Haut stechen -
tatoeëren Sie möchte sich tätowieren lassen. - Zij wil zich laten tatoeëren. jemandem eine Rose auf den Arm tätowieren - bij iemand een roos op de arm tatoeëren |
II die Tätowierung
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [tɛtoˈviːrʊŋ] |
| Verbuigingen: | Tätowierung , Tätowierungen |
deel van de uitdrukking: tatoeage | Er hatte eine Tätowierung am Oberarm. - Hij had een tatoeage op de bovenarm. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| tätowieren (ww.) | tatoeëren (ww.) |
Voorbeeldzinnen met `tätowieren`

Voorbeeldzinnen laden....