Vertaal
Naar andere talen: • toben > ENtoben > EStoben > FR
Vertalingen toben DE>NL

toben

werkw.
Uitspraak:  [ˈtoːbən]

1) starke Erregung, Wut oder Leidenschaft zeigen - razen
Als er das hörte, tobte er vor Wut. - Toen hij dat hoorde raasde hij van woede.
Das Publikum schrie und tobte vor Begeisterung. - Het publiek schreeuwde van laaiend enthousiasme.

2) fröhlich spielend herumlaufen - ravotten
Der Hund hat stundenlang auf der Wiese getobt. - De hond heeft urenlang op het gazon geravot.
Die Kinder sind um die Häuser getobt. - De kinderen ravotten om de huizen.

3) starke, zerstörerische Aktivität zeigen - razen , woeden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
toben (ww.) schuimbekken (ww.) ; zich uitleven (ww.) ; woest spelen (ww.) ; woedend zijn (ww.) ; wild spelen (ww.) ; wild rennen (ww.) ; vuilbekken (ww.) ; uitschreeuwen (ww.) ; uitroepen (ww.) ; uitjouwen (ww.) ; tieren (ww.) ; tekeergaan (ww.) ; te keer gaan (ww.) ; stoeien (ww.) ; razen (ww.) ; ravotten (ww.) ; lawaai maken (ww.) ; kwaad zijn (ww.) ; juichen (ww.) ; jubelen (ww.) ; joelen (ww.) ; janken (ww.) ; het uitgillen (ww.) ; gillen (ww.) ; fulmineren (ww.) ; dollen (ww.) ; brullen (ww.)
toben huishouden
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `toben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ausfahren
DE: ausschimpfen
DE: balgen
DE: bellen
DE: blasen
DE: brausen
DE: donnern
DE: fegen
DE: ferkeln
DE: grassieren