Vertalingen stören DE>NL
stören
werkw.
1) jemanden von einer Tätigkeit ablenken -
storen Er fühlt sich vom Lärm gestört. - Hij vindt dat het lawaai hem stoort. Stör mich bitte nicht bei der Arbeit! - Stoor me alsjeblieft niet als ik aan het werk ben! |
2) jemanden mit etw. belästigen -
storen Stört es dich, wenn ich rauche? - Heb je er last van als ik rook? Diese Eigenschaft stört mich an ihr. - Bij haar stoor ik me aan die karaktertrek. |
3) eine negative Wirkung auf etw. haben -
storen Das Gewitter stört den Empfang des Senders. - Het onweer stoorde de ontvangst van de zender. ein gestörtes Gleichgewicht - een verstoord evenwicht |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
stören (ww.) | irriteren (ww.) ; vervelen (ww.) ; vertoornen (ww.) ; verstoren (ww.) ; verhinderen (ww.) ; storen (ww.) ; onmogelijk maken (ww.) ; onderbreken (ww.) ; obstructie plegen (ww.) ; hinderen (ww.) ; ergeren (ww.) ; doen ophouden (ww.) ; binnendringen (ww.) ; beletten (ww.) ; belemmeren (ww.) |
stören | verstoren ; vijand in alarmtoestand houden |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `stören`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ablenkenDE: belästigenDE: durcheinanderbringenDE: hindernDE: in Unordnung bringenDE: verwirren