Vertalingen hindern DE>NL
hindern
werkw.
deel van de uitdrukking: jemanden an etw. hindern (=bewirken, dass jemand etw. nicht tut / nicht tun kann) - voorkomen
Die Polizei hinderte den Betrunkenen an der Weiterfahrt. - De politie voorkwam dat de beschonken bestuurder door reed.
|
jemanden daran hindern, etw. zu tun (=) - voorkomen
Der Regen hinderte uns nicht daran, spazieren zu gehen. - De regen kon niet voorkomen dat we gingen wandelen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hindern (ww.) | hinderen (ww.) ; vertragen (ww.) ; vertoornen (ww.) ; verstoren (ww.) ; verijdelen (ww.) ; verhinderen (ww.) ; storen (ww.) ; remmen (ww.) ; onmogelijk maken (ww.) ; onderbreken (ww.) ; kleinzielig gedragen (ww.) ; in de weg staan (ww.) ; impediëren (ww.) ; ervanaf houden (ww.) ; een stokje steken voor (ww.) ; doen ophouden (ww.) ; doen mislukken (ww.) ; chicaneren (ww.) ; beletten (ww.) ; afbreken (ww.) |
das Hindern | het afhouden ; het weerhouden ; het beperken ; het beletten ; het belemmeren |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `hindern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhaltenDE: ablenkenDE: aufhaltenDE: beeinträchtigenDE: behindernDE: belästigenDE: blockierenDE: entgegenarbeitenDE: entgegenwirkenDE: erschweren