Vertaal
Naar andere talen: • Springen > ENSpringen > ESSpringen > FR
Vertalingen Springen DE>NL

springen

werkw.
Uitspraak:  ʃrɪŋən]

1) sich mit den Beinen vom Boden abstoßen und durch die Luft bewegen - springen
vor Freude in die Luft springen - in de lucht springen van plezier
aufs / vom Pferd springen - op / van het paard springen
Der Hund sprang mir auf den Schoß. - De hond sprong bij mij op mijn schoot.
uitdrukking etw. springen lassen

2) sich fortbewegen, indem man läuft und immer wieder springt - springen
Der Hund sprang fröhlich durch den Garten. - Vrolijk sprong de hond door de tuin.

3) schnell, in Eile, irgendwohin gehen oder laufen - rennen
Ich springe nur noch schnell zum Bäcker. - Ik ren nog snel naar de bakker.

4) von etw. abprallen und in eine andere Richtung weiterfliegen - springen
Der Ball sprang gegen den Pfosten. - De bal sprong tegen de paal.

5) mit einem Ruck weggeschleudert werden - springen
Der Zug sprang aus den Schienen. - De trein schoot van het spoor.

6) plötzlich zu etw. wechseln - springen
Die Ampel sprang von Gelb auf Rot. - Het verkeerslicht sprong van oranje op rood.
Das Feuer sprang von Haus zu Haus. - Het vuur sprong over van woning op woning.

7) Risse bekommen - barsten
Das Eis ist an mehreren Stellen gesprungen. - Het ijs is op meerdere plaatsten gebarsten.
uitdrukking in Stücke springen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
springen (ww.) huppen (ww.) ; wippen (ww.) ; uit elkaar springen (ww.) ; uit elkaar spatten (ww.) ; tempo maken (ww.) ; rennen (ww.) ; ploffen (ww.) ; overspringen (ww.) ; overheen springen (ww.) ; opspringen (ww.) ; ontploffen (ww.) ; kapot barsten (ww.) ; inspringen (ww.) ; hoppen (ww.) ; hardlopen (ww.) ; een sprongetje maken (ww.)
das Springenhet springen ; het naar beneden springen ; het gespring ; gehuppel (znw.) ; het afspringen
Springen afklappen ; verspringen ; sprongsgewijze erosie ; opspringen
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Springen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Absprung
DE: aufbersten
DE: aufbrechen
DE: aufplatzen
DE: aufreißen
DE: aufspringen
DE: bersten
DE: brechen
DE: eilen
DE: einen Sprung machen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: etwas springen lassen NL: (ook) uitgeven (geld)
DE: einen über die Klinge springen lassen NL: iemand over de kling jagen
DE: der springende Punkt NL: de kern van de zaak
DE: gesprungen kommen NL: komen aanspringen, komen aanrennen