Vertalingen Schock DE>NL
der Schock
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ʃɔk] |
| Verbuigingen: | Schock(e)s , Schocks |
1) heftiger Schreck durch ein unerwartetes, unangenehmes Ereignis -
shock | Die Nachricht war ein ziemlicher Schock für ihn. - Het nieuws was voor haar een grote schok. |
2) Zustand, in dem man wegen eines Unfalls o. Ä. nicht mehr reagieren kann medisch -
shock einen Schock erleiden - in shock zijn
unter Schock stehen - in een shock zijn |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| der Schock | de schok (m) ; de shock (m) ; de zenuwschok (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `Schock`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: NervenschockDE: SchreckDE: SchreckenDE: Schreckreaktion
