leid

bijv.naamw.

Uitspraak:

[lait]

deel van de uitdrukking:

jemanden / etw. leid sein (=jemanden / etw. nicht mehr ertragen können) - beu zijn Er ist seine Arbeit leid. - Hij is zijn werk beu.

© K Dictionaries Ltd.

das Leid	de ellende ; de kommer (m) ; de kwel ; het leed ; de misère ; de pijn (m)
Leid	beu

Bron: interglot




DE: Kummer
DE: Misere
DE: Not
DE: satt
DE: Schicksalsschlag
DE: Schlamassel
DE: Schmerz

DE: es tut mir leid NL: het doet me leed, het spijt me
DE: der Mann tut mir leid NL: ik heb medelijden met de man
DE: es ist mir leid NL: ik heb er spijt van
DE: etwas leid werden NL: genoeg van iets krijgen
DE: sich etwas leid sein lassen NL: spijt van iets hebben
DE: das ist ihm schon lange leid geworden NL: daar heeft hij al lang spijt van
DE: einem etwas leid machen NL: voor iemand het plezier aan iets bederven