Vertaal
Naar andere talen: • Leben > ENLeben > ESLeben > FR
Vertalingen Leben DE>NL

leben

werkw.
Uitspraak:  [ˈleːbən]

1) als Lebewesen existieren, am Leben sein - leven
Seine Großeltern leben noch. - Zij grootouders leven nog.
Sie hat nicht mehr lange zu leben. - Zij heeft niet lang meer te leven.
uitdrukking Es lebe jemand / etw.!

2) auf der Welt sein - leven
Der Autor lebte im 16. Jahrhundert. - De schrijver leefde in de 16e eeuw.

3) wohnen - wonen
Er lebt seit zwei Jahren in Hannover - Hij woont sinds twee jaar in Hannover.
Das Kind lebt bei seinem Vater. - Het kind woont bij zijn vader.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking irgendwie leben
uitdrukking Lebe wohl!

5) deel van de uitdrukking:
uitdrukking von etw. leben

6) deel van de uitdrukking:
uitdrukking für jemanden / etw. leben

7) gestalten, irgendwie verbringen - leven
Sie lebt jetzt ihr eigenes Leben. - Zij leidt nu haar eigen leven.
Er lebt ein sehr einsames Leben. - Hij leidt een zeer eenzaam leven.

8) deel van de uitdrukking: praktiseren
Du musst deine Ideale auch leben! - Je moet je idealen ook uitoefenen!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
leben (ww.) gezeten zijn (ww.) ; zetelen (ww.) ; wonen (ww.) ; verblijven (ww.) ; rondhangen (ww.) ; resideren (ww.) ; onderdak verschaffen (ww.) ; onderdak verlenen (ww.) ; onderdak geven (ww.) ; onderbrengen (ww.) ; logeren (ww.) ; iemand huisvesten (ww.) ; huizen (ww.) ; huisvesten (ww.) ; herbergen (ww.) ; gevestigd zijn (ww.) ; existeren (ww.) ; accommoderen (ww.)
die Lebenhet zijn ; het leventje ; de levensweg (m) ; de levenswandel (m) ; de levensloop (m) ; de levensgeschiedenis (v) ; de levens ; het leven ; de existentie (v) ; het bestaan
das Lebenhet aanzijn ; het hachje
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `Leben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: akkomodieren
DE: am Leben sein
DE: beherbergen
DE: bestehen
DE: besteht
DE: dasein
DE: einquartieren
DE: Existenz
DE: existieren
DE: Fortbestehen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: in den Tag hinein leben NL: er maar op los leven
DE: der Hoffnung leben NL: in de hoop leven
DE: er lebt in Köln NL: hij woont in Keulen
DE: wie er leibt und lebt NL: precies zoals hij is, zoals hij reilt en zeilt
DE: lebe wohl NL: vaarwel