Vertaal
Naar andere talen: • Knallen > ENKnallen > ESKnallen > FR
Vertalingen Knallen DE>NL

knallen

werkw.
Uitspraak:  [ˈknalən]

1) einen Knall verursachen - knallen , schieten
Sie knallte mit der Peitsche. - Zij klapte met de zweep.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking irgendwohin knallen

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. irgendwohin knallen

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem eine knallen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
knallen (ww.) afschieten (ww.) ; afvuren (ww.) ; donderen (ww.) ; naaien (ww.) ; neuken (ww.) ; onweren (ww.) ; schieten (ww.) ; schoten lossen (ww.) ; vuren (ww.)
das Knallenhet klappen ; het knallen ; het smakken
Knallen knallen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Knallen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ballern
DE: blitzen
DE: bumsen
DE: donnern
DE: fallen
DE: feuern
DE: geifern
DE: gewittern
DE: grollen
DE: grunzen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: einem eine knallen NL: iemand een klap geven