Vertalingen klammern DE>NL
klammern
werkw.
1) deel van de uitdrukking: sich an jemanden / etw. klammern (=sich sehr stark an jemandem / etw. festhalten) - vastklemmen
Das Kind weinte und klammerte sich an seine Mutter. - Het kind huilde en klemde zich aan zijn moeder vast.
|
2) mit einer Klammer verschließen medisch -
kram Die Schnittwunde wurde geklammert. - De snijwond werd met krammen dicht gemaakt. |
3) deel van de uitdrukking: etw. an etw. klammern (=etw. an etw. mit einer Klammer befestigen) - vastnieten
Die Verkäuferin klammert den Kassenbeleg an die Tüte. - De verkoopster niet de kassabon aan de tas.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
klammern (ww.) | aanhechten (ww.) ; bevestigen (ww.) ; hechten (ww.) ; hechting (ww.) ; klampen (ww.) ; klemmen (ww.) ; klinken (ww.) ; knellen (ww.) ; omklemmen (ww.) ; tussen haakjes (ww.) ; vasthechting (ww.) ; vastklinken (ww.) ; vastnaaien (ww.) ; zetten (ww.) |
Klammern (mv.) | haakjes (mv.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `klammern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AnheftenDE: festheftenDE: festklammernDE: heftenDE: MascheDE: StichDE: umklammernUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
klammern
NL: zich vastklampen