Vertaal
Naar andere talen: • klammern > ENklammern > ESklammern > FR
Vertalingen klammern DE>NL

klammern

werkw.
Uitspraak:  [ˈklamɐn]

1) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich an jemanden / etw. klammern

2) mit einer Klammer verschließen medisch - kram
Die Schnittwunde wurde geklammert. - De snijwond werd met krammen dicht gemaakt.

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. an etw. klammern

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
klammern (ww.) aanhechten (ww.) ; bevestigen (ww.) ; hechten (ww.) ; hechting (ww.) ; klampen (ww.) ; klemmen (ww.) ; klinken (ww.) ; knellen (ww.) ; omklemmen (ww.) ; tussen haakjes (ww.) ; vasthechting (ww.) ; vastklinken (ww.) ; vastnaaien (ww.) ; zetten (ww.)
Klammern (mv.) haakjes (mv.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `klammern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Anheften
DE: festheften
DE: festklammern
DE: heften
DE: Masche
DE: Stich
DE: umklammern

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich klammern NL: zich vastklampen