der Stich

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ʃtɪç]
Verbuigingen:	Stich(e)s , Stiche

1) Verletzung durch den Stachel eines Insekts - steek

Einer der Stiche hat sich entzündet. - Een van de steekwonden is gaan ontsteken.

2) Verletzung oder Beschädigung durch einen spitzen Gegenstand - steek

Er starb durch einen Stich in den Rücken. - Hij stierf door een (mes)steek in zijn rug. Stichwaffe - steekwapen Stichwunde - steekwond

3) plötzlicher, lokal begrenzter Schmerz - steek

Der Anblick gab mir einen Stich ins Herz. - Er ging een steek door mijn hart bij de aanblik.

4) eines der kurzen Stücke Faden, die man nach dem Nähen oder Sticken im Stoff sieht bzw. der Vorgang des Nähens, Stickens - steek

Die letzten Stiche musst du noch mal auftrennen. - De laatste steek moet je nog eens lostornen.

5) die Karten, die man bekommt, wenn man die höchste Karte gelegt hat - slag

Ich habe in diesem Spiel nur drei Stiche gemacht. - Ik heb tijdens dit spel maar drie slagen gehaald.

6) deel van de uitdrukking:

einen Stich haben (=nicht mehr einwandfrei schmecken, beginnen zu verderben) - bijsmaak

jemanden im Stich lassen (=jdm, der in Schwierigkeiten ist, nicht helfen) - iemand in de steek laten

etw. im Stich lassen (=etw. aufgeben, zurücklassen) - iets in de steek laten

© K Dictionaries Ltd.

der Stich	vasthechting (znw.) ; het stiksel ; de steek (m) ; de slag ; de messteek (m) ; de hechting (v) ; begin van bederf (znw.)
Stich	steek ; wormstekig ; tonrondte van het stolpdak ; borduursteek ; scheidingsvlak ; punctum ; prent ; pijl ; knoop ; gravure ; graveerproef ; burijngravure

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Antiquarian Dictionary




DE: Abbildung
DE: Abdruck
DE: beginnt schlecht zu werden
DE: Bild
DE: Dolchstoß
DE: Hochdruck
DE: Holzschnitt
DE: Insektenstich
DE: klammern
DE: Kupferstich

DE: einen Stich ins Grüne haben NL: naar groen zwemen
DE: das Essen hat einen Stich NL: het eten heeft een bijsmaakje
DE: im Stich lassen NL: in de steek laten