Trocknen

Vertalingen Trocknen DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[ˈtrɔknən]

1) trocken werden - drogen

Sie ließ ihre Haare an der Luft trocknen. - Zij liet haar haar aan de lucht drogen.

2) bewirken, dass etw. trocken wird - drogen

jemandem / sich die Haare mit dem Föhn trocknen - iemand /zijn haar met een föhn drogen

Overige bronnen

trocknen (ww.)	afdrogen (ww.) ; doen drogen (ww.) ; drogen (ww.) ; droogmaken (ww.) ; indrogen (ww.) ; opdrogen (ww.) ; uitdrogen (ww.) ; verdorren (ww.) ; verdrogen (ww.)
Trocknen	dehydratie ; drogen ; droging ; droog maken ; ontvochtigen ; water onttrekken

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Horecagids

Voorbeeldzinnen met `Trocknen`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: abtrocknen
DE: austrocknen
DE: einschrumpfen
DE: eintrocknen
DE: schrumpeln
DE: Schrumpfen
DE: trockenlegen
DE: vertrocknen
DE: zusammenschrumpfen

trocknen