Vertalingen hingehen DE>NL
hingehen
werkw.
1) sich an einen Ort oder zu einer Veranstaltung o. Ä. begeben -
heengaan Da es nicht weit ist, kann ich zu Fuß hingehen. - Omdat het niet ver is kan ik te voet ernaar toe gaan. Gleich findet die Besprechung statt. Gehst du auch hin? - Zo meteen begint de vergadering. Ga jij daar ook heen? |
hingehen und etw. tun (=in bestimmter Weise handeln) - handelswijze
Wir können nicht einfach hingehen und sagen, das ginge uns nichts an. - Wij kunnen er niet gewoon heen gaan en bevelen, het gaat ons niets aan.
|
2) deel van de uitdrukking: etw. geht hin (=etw. ist akzeptabel) - zonder kritiek
Gut ist es nicht, aber es geht gerade noch hin. - Goed is het niet, maar het gaat nog net.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hingehen (ww.) | afsterven (ww.) ; doodgaan (ww.) ; heengaan (ww.) ; inslapen (ww.) ; ontslapen (ww.) ; ophouden (ww.) ; overlijden (ww.) ; sterven (ww.) ; uitsterven (ww.) ; verscheiden (ww.) |
hingehen | er naar toe gaan |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `hingehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abkratzenDE: absterbenDE: aussterbenDE: dahingehenDE: eingehenDE: einschlafenDE: einschlummernDE: entschlafenDE: erliegenDE: fortgehenUitdrukkingen en gezegdes
DE: etwas
hingehen lassen
NL: iets duldenDE: hingehen können
NL: ermeedoor kunnen