Vertalingen Heim DE>NL
das Heim
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [haim] |
| Verbuigingen: | Heim(e)s , Heime |
1) Wohnung, Haus -
thuis | ein gemütliches Heim haben - een gezellig thuis hebben |
2) Einrichtung, in der bestimmte Personen wohnen -
tehuis im Heim aufwachsen - in een tehuis opgroeien
Kinderheim - kindertehuis
Altenheim - oudertehuis
Obdachlosenheim - daklozencentrum |
3) Haus, in dem sich ein Verein o. Ä. trifft -
clubhuis Freizeitheim - clubhuis
Sportheim - sportkantine
Vereinsheim - verenigingshuis |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| das Heim | het asiel ; het heem ; de herberg (m) ; het hospitium ; het huis ; het opvangcentrum ; het pension ; de residentie (v) ; thuis (znw.) ; het verblijf ; de woning (v) ; het woonhuis |
| heim | huiswaarts ; tehuis |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Heim`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AnlaufstelleDE: AsylDE: SitzDE: WohnsitzDE: WohnungDE: Zuhause
