hausieren

Vertalingen hausieren DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[ha uˈz iːrən]

von Haus zu Haus gehend mit Waren handeln - venten

Betteln und Hausieren verboten! - Verboden om te bedelen en te venten!
mit etw. hausieren gehen (=ständig in aufdringlicher Weise von etw. reden) - steeds een verhaal verspreiden Ist sie bei dir auch mit ihrer verrückten Idee hausieren gegangen? - Is zij ook bij jou geweest met haar idiote verhaal?

Overige bronnen

hausieren (ww.)	huis-aan-huis verkopen (ww.) ; huis-aan-huis-verkopen (ww.) ; leuren (ww.) ; venten (ww.)
hausieren	colporteren ; rondventen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `hausieren`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: anbieten
DE: feilbieten
DE: handeln
DE: verkaufen

Ook in de database