das Gewicht

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[gəˈvɪçt]
Verbuigingen:	Gewicht(e)s , Gewichte

1) messbare Schwere eines Menschen oder Gegenstandes - gewicht

Das Gewicht des Wagens beträgt 2 Tonnen. - Het gewicht van de auto is 2 ton. an Gewicht verlieren / zunehmen - afvallen / aankomen

2) Bedeutung, Wichtigkeit - gewicht

Ihre Stimme hat in der Versammlung einiges Gewicht. - Haar stem was van enige invloed in de vergadering.

ins Gewicht fallen (=von Bedeutung sein) - van belang zijn So ein Betrag fällt bei unserem Budget kaum ins Gewicht. - Zo'n bedrag is met ons budget nauwelijks van belang.

Gewicht auf etw. legen (=etw. für wichtig halten) - belang hechten Ich werde in Zukunft mehr Gewicht auf Pünktlichkeit legen. - Ik ga in de toekomst meer belang aan stiptheid hechten.

3) eiserne Scheiben an einer Stange, die in die Höhe gestemmt werden ^sport - gewicht

Gewichtheber - gewichtheffer

4) Gegenstände, die beim Wiegen auf die Waagschale gelegt werden - gewicht

große / kleine Gewichte - zwaar / licht gewicht

5) die Größe der Kraft, mit der etw. von der Erde angezogen wird ^natuurkunde - zwaartekracht

spezifisches Gewicht - specifieke soortelijk gewicht

© K Dictionaries Ltd.

das Gewicht	aantal kilogrammen (znw.) ; het belang ; contragewicht ; gevoelslast (znw.) ; het gewicht ; de gewichtigheid (v) ; de last (m) ; de zwaarte (v)
Gewicht	ballast ; gewicht ; de invloed (m)

Bronnen: interglot; Diving dictionary; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




DE: Bedeutsamkeit
DE: Bedeutung
DE: Bruttogewicht
DE: Effekt
DE: Eigengewicht
DE: Einfluß
DE: Importanz
DE: Kreuz
DE: Last
DE: Leergewicht

DE: ins Gewicht fallen NL: zwaar wegen, gewicht in de schaal leggen
DE: einer Sache Gewicht beimessen NL: gewicht hechten aan iets