Vertaal
Naar andere talen: • familiär > ENfamiliär > ESfamiliär > FR
Vertalingen familiär DE>NL

I familiär

bijv.naamw.
Uitspraak:  [famiˈljɛːɐ]

1) die Familie betreffend - familiair
aus familiären Gründen - uit familiaire redenen

2) ungezwungen, locker - familiair


II familiär

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: familiair
Ich bin da familiär vorbelastet. - Ik ben familiair belast.

2) deel van de uitdrukking: familiair
In dem Hotel ging es sehr familiär zu. - In het hotel ging het er erg familiair aan toe.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
familiär bekend ; familiair ; gemeenzaam ; tutoyerend ; vertrouwd ; familiaal
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `familiär`
Voorbeeldzinnen laden....